Teleologisch bewijs:
Een beknopte geschiedenis van het bewijs:
De Griekse
filosofen verbaasden zich reeds enkele millennia geleden over de
orde die het wezen van de kosmos doordringt. De sterren en de planeten in hun constante
beweging aan de nachtelijke hemel maakten een diepe indruk op de oude Grieken.
Plato’s Academie besteedde uitvoerig veel tijd aan de studie van astronomie,
omdat Plato geloofde dat wetenschap de mens zou doen ontwaken voor z’n
goddelijke bestemming.
Volgens Plato, waren er twee zaken die de mens naar het geloof in God leiden: Het bewijs van het bestaan van de ziel, en het bewijs van de orde, van de beweging van de sterren, en al de zaken onder de heerschappij van de Demiurg die het universum vorm gaf. Plato gebruikte deze bewijzen om het atheïsme te weerleggen en concludeerde dat er een ‘beste ziel’ moest zijn, die de ‘Maker en Vader van alles’ is, de ‘Koning’ die de primordiale chaos ordende in een rationele kosmos die we vandaag waarnemen.
Vandaag de dag, als resultaat van recente ontdekkingen, zijn vele astronomen tot eenzelfde conclusie aan het komen. Wetenschappers namen vroeger gewoon aan dat de staat van het vroege universum geen weerslag had op het ontstaan van intelligent leven. Zij dachten dat het niets uitmaakte hoe het vroege universum was. Er zou wel met voldoende tijd en een beetje geluk intelligente levensvormen uit ontstaan. Als een resultaat van ontdekkingen die in de laatste 40 jaar plaatsgrepen, weten we dat deze stelling verkeerd is. In feite is juist het tegengestelde waar.
Astronomen hebben zich verbaasd over de ontdekking van de complexe en delicate balans van initiële voorwaarden die aanwezig moet zijn in de Big Bang zelf om ergens in het universum intelligent leven voort te brengen. Die delicate balans van initiële voorwaarden is men fijn-afstemming (fine-tuning) gaan noemen. We zijn tot de ontdekking gekomen dat het universum fijn-afgestemd is voor het bestaan van intelligent leven met een complexiteit en precisie die letterlijk het menselijke verstand te boven gaan.
Een groot onderscheid dient opnieuw gemaakt te worden tussen thomistische teleologische bewijzen en neotheistische.
Volgens Plato, waren er twee zaken die de mens naar het geloof in God leiden: Het bewijs van het bestaan van de ziel, en het bewijs van de orde, van de beweging van de sterren, en al de zaken onder de heerschappij van de Demiurg die het universum vorm gaf. Plato gebruikte deze bewijzen om het atheïsme te weerleggen en concludeerde dat er een ‘beste ziel’ moest zijn, die de ‘Maker en Vader van alles’ is, de ‘Koning’ die de primordiale chaos ordende in een rationele kosmos die we vandaag waarnemen.
Vandaag de dag, als resultaat van recente ontdekkingen, zijn vele astronomen tot eenzelfde conclusie aan het komen. Wetenschappers namen vroeger gewoon aan dat de staat van het vroege universum geen weerslag had op het ontstaan van intelligent leven. Zij dachten dat het niets uitmaakte hoe het vroege universum was. Er zou wel met voldoende tijd en een beetje geluk intelligente levensvormen uit ontstaan. Als een resultaat van ontdekkingen die in de laatste 40 jaar plaatsgrepen, weten we dat deze stelling verkeerd is. In feite is juist het tegengestelde waar.
Astronomen hebben zich verbaasd over de ontdekking van de complexe en delicate balans van initiële voorwaarden die aanwezig moet zijn in de Big Bang zelf om ergens in het universum intelligent leven voort te brengen. Die delicate balans van initiële voorwaarden is men fijn-afstemming (fine-tuning) gaan noemen. We zijn tot de ontdekking gekomen dat het universum fijn-afgestemd is voor het bestaan van intelligent leven met een complexiteit en precisie die letterlijk het menselijke verstand te boven gaan.
Een groot onderscheid dient opnieuw gemaakt te worden tussen thomistische teleologische bewijzen en neotheistische.
"While the fifth way is sometimes confused with an argument based on order and design and the need for a supreme designer, Thomas’s text makes it clear that he really has in mind an argument based on final causality in nature."[255] |
"With St. Thomas, even if there were only one finite nature, we could argue to and prove with metaphysical certitude the existence of a being that is its own end… With these authors, on the contrary, such is not the case. They argue, not from the appetite of a nature, but from the admirable complexity of the created world… Just as, they reason, the complexity of a watch demands a watchmaker gifted with some intelligence, just as the order of the city demands some capable policemen, just as the skyscraper supposes some architect or other, so a fortiori does this marvelous order of the world postulate a God. |
"Simple-minded metaphysicians have unwillingly led agnostics to believe that the God of natural theology was the “watchmaker” of Voltaire, or the “carpenter” of cheap apologetics…. Being men, we can affirm God only on anthropomorphic grounds, but this does not oblige us to posit Him as an anthropomorphic God."[257] |
Het bewijs:
1. De fijn-afstemming van het universum voor intelligent
leven is ontstaan ofwel door fysieke noodzakelijkheid, toeval of ontwerp.
2. Het is niet door fysieke noodzakelijkheid of
toeval.
3. Daarom is het door ontwerp.
4. Een ontwerper bestaat.
Het citaat:
"Als je een zonnewijzer of een water-klok ziet, dan zie je dat die de tijd aangeeft door ontwerp en niet door toeval. Hoe kunt u zich dan voorstellen dat het universum als geheel, beroofd is van doel en van intelligentie, als het alles omvat, met inbegrip van deze artefacten en hun ontwerpers?"[258] |