4. De oorzaak van het universum is immaterieel, tijdloos, ruimteloos en ongelofelijk machtig.
Hoe zou een dergelijke oorzaak er nu uit zien? Welke eigenschappen zou die oorzaak moeten bezitten? Als oorzaak van ruimte en tijd, moet het ruimte en tijd overstijgen en dus tijdloos en niet-ruimtelijk zijn. Deze transcendente oorzaak moet ook onveranderlijk en immaterieel zijn, omdat iets dat tijdloos is, per definitie ook onveranderlijk moet zijn en al wat onveranderlijk is, ook niet-fysiek en immaterieel moet zijn, omdat materiële dingen constant veranderen op moleculair en atomair niveau.
De oorzaak moet ook zonder begin en on-veroorzaakt zijn, aangezien (zoals we zagen) er geen oneindige regressie van oorzaken kan zijn. Deze entiteit moet onvoorstelbaar machtig zijn, zo niet almachtig, omdat hij het universum schiep zonder enige materiële oorzaak.
Wat ten slotte opmerkelijk is, is het feit dat deze transcendente eerste oorzaak ook persoonlijk moet zijn. We hebben al gezien, in onze bespreking van het contingentie argument, dat die persoonlijkheid van de eerste oorzaak van het universum wordt geïmpliceerd door zijn tijdloosheid en onstoffelijkheid enerzijds en het actief verrichten van de scheppingsdaad anderzijds. De enige entiteiten die dergelijke eigenschappen kunnen bezitten, zijn ofwel een on-belichaamd verstand (unembodied mind) of abstracte objecten zoals getallen. Maar abstracte objecten staan niet in causale relaties. Daarom moet de transcendente oorzaak van het ontstaan van het heelal een niet-belichaamd verstand (unembodied mind) zijn.[194]
De oorzaak moet ook zonder begin en on-veroorzaakt zijn, aangezien (zoals we zagen) er geen oneindige regressie van oorzaken kan zijn. Deze entiteit moet onvoorstelbaar machtig zijn, zo niet almachtig, omdat hij het universum schiep zonder enige materiële oorzaak.
Wat ten slotte opmerkelijk is, is het feit dat deze transcendente eerste oorzaak ook persoonlijk moet zijn. We hebben al gezien, in onze bespreking van het contingentie argument, dat die persoonlijkheid van de eerste oorzaak van het universum wordt geïmpliceerd door zijn tijdloosheid en onstoffelijkheid enerzijds en het actief verrichten van de scheppingsdaad anderzijds. De enige entiteiten die dergelijke eigenschappen kunnen bezitten, zijn ofwel een on-belichaamd verstand (unembodied mind) of abstracte objecten zoals getallen. Maar abstracte objecten staan niet in causale relaties. Daarom moet de transcendente oorzaak van het ontstaan van het heelal een niet-belichaamd verstand (unembodied mind) zijn.[194]
Waarom persoonlijk? Waarom niet onpersoonlijk? Kan het begin van het universum niet door een onpersoonlijke, mechanische oorzaak verklaard worden? Er zijn drie argumenten waarom die oorzaak persoonlijk moet zijn:
4.1 Eerste argument:
“[Z]oals Richard Swinburne aantoont, zijn er twee types van causale verklaring: Je hebt wetenschappelijke verklaringen, in termen van wetten en initiële voorwaarden [waarop die wetten dan gebaseerd zijn], en persoonlijke verklaringen in termen van agenten en hun wilsbesluiten. Bijvoorbeeld, als ik in de keuken kom, en ik vind daar een ketel die staat te koken, en ik vraag [mijn vrouw] Jan, ‘waarom is die ketel aan het koken?’ dan kan zij antwoorden, ‘De warmte van de vlam wordt geleidt via de koperen bodem van de ketel naar het water, en verhoogd de kinetische energie van de watermoleculen, zodat ze zo gewelddadig beginnen te trillen, dat ze de oppervlaktespanning van het water breken en in de lucht gegooid worden in de vorm van stoom.’ Of ze zou kunnen zeggen, ‘Ik heb de ketel op het fornuis gezet om een kopje thee te maken. Wil je er ook een?’ Haar eerste antwoord voorziet ons met een wetenschappelijke verklaring, de tweede is een persoonlijke verklaring. Beiden zijn volledig legitieme vormen van verklaring; inderdaad, in een bepaalde context, zou het volledig ongepast zijn om de ene vorm te geven in plaats van de andere.” |
4.2 Tweede argument:
“[De] persoonlijkheid van de oorzaak van het universum wordt geïmpliceerd door z’n tijdloosheid en immaterialiteit. De enige entiteiten, waarvan we weten dat ze zulke eigenschappen kunnen bezitten, zijn ofwel verstanden (minds) of abstracte objecten, zoals getallen. Maar abstracte objecten staan niet in causale relaties. Inderdaad, hun niet causale natuur is definiërend voor abstracte objecten, dat is de reden waarom we ze abstract noemen. Getallen, bijvoorbeeld, kunnen niets veroorzaken. Daarom moet de transcendente oorzaak van het universum van een verstandelijke orde zijn.”[196] |
4.3 Derde argument:
"Wanneer het universum veroorzaakt is door een onpersoonlijke mechanische oorzaak, dan is het uiterst moeilijk te verklaren waarom dat universum plotseling begonnen is. Net zoals het onmogelijk is te begrijpen hoe bij een temperatuur die van eeuwigheid af al onder nul is, water plotseling in de tijd kan bevriezen, is het onmogelijk te begrijpen hoe een tijdelijk effect als het universum plotseling ontstaat als de oorzaak onpersoonlijk en mechanisch is. |
4.4 Almachtig of ongelofelijk machtig?
(1) De volledige materiële realiteit uit niets scheppen lijkt een sterke indicatie van almacht. Het kalam bewijs, louter en alleen op zich zelf staand echter, brengt ons daar niet. We hebben hiervoor het ontologisch bewijs nodig.
Voor de thomist is dit niet nodig, omdat door de eerste weg reeds wordt bewezen dat God, Actus Purus is.
(2) Vanuit het ontologisch bewijs is het idee van quasi-maximaal grote wezens, wezens die bijvoorbeeld niet almachtig zijn maar slechts zeer machtig, bij nader onderzoek logisch incoherent. Het is dus logisch om van een maximaal groot wezen uit te gaan, dat alle perfecties bezit, dus ook almacht.
Voor de thomist is dit niet nodig, omdat door de eerste weg reeds wordt bewezen dat God, Actus Purus is.
(2) Vanuit het ontologisch bewijs is het idee van quasi-maximaal grote wezens, wezens die bijvoorbeeld niet almachtig zijn maar slechts zeer machtig, bij nader onderzoek logisch incoherent. Het is dus logisch om van een maximaal groot wezen uit te gaan, dat alle perfecties bezit, dus ook almacht.
Op basis dus van een conceptuele analyse van de [derde premisse] van het kosmologisch bewijs, mogen we dus afleiden dat een persoonlijke Schepper van het universum bestaat, die on-veroorzaakt, zonder begin, zonder verandering, immaterieel, tijdloos, ruimte-loos en ongelofelijk machtig is. Dit is, zoals Thomas van Aquino gewoon was te bemerken, wat iedereen bedoelt met “God.”[198] |