1.3 Tegenwerping: Koppig humanisme
Wat doen de meeste atheïsten op dit punt? Om toch aan de objectieve realiteit van morele waarden en plichten te kunnen vast houden, laten ze de fundering van de moraal gewoon in het midden. De moraalfilosoof Dirk Verhofstadt doet dit op een nogal onsubtiele wijze.
De titel van zijn boek: "Atheïsme als basis van de moraal (2013)" is eigenlijk een tikkeltje ironisch, omdat hij, in dit meer dan 300 pagina’s tellende boek, geen enkele keer spreekt over wat de fundering of basis van de moraal nu eigenlijk is volgens het atheïsme, zelfs niet in het 30 pagina’s tellende hoofdstuk "De basis van de moraal". Hij verklaart niet hoe vanuit een atheïstisch wereldbeeld de moraal objectief kan zijn. In het Engels wordt deze drogredenering zeer treffend, "Begging the question" genoemd. Wij noemen het cirkelredenering. Op pagina's 121 en 122 van zijn boek, onderneemt hij weliswaar een poging, om de moraal te funderen in het universele verzet van de mens tegen pijn. Hij lijkt hiervan echter zelf niet helemaal overtuigd. Verder lijkt Dirk Verhofstadt niet te beseffen, dat (in de 'moderne' filosofie) uit beschrijvende uitspraken, geen normatieve uitspraken of morele verplichtingen volgen. Deze denkfout wordt ook wel de naturalistische dwaling genoemd. Aan deze denkfout zou hij slechts kunnen ontsnappen door de aristoteliaanse metaphysica te aanvaarden, en dus het natuurrecht als basis voor de moraal.
De titel van zijn boek: "Atheïsme als basis van de moraal (2013)" is eigenlijk een tikkeltje ironisch, omdat hij, in dit meer dan 300 pagina’s tellende boek, geen enkele keer spreekt over wat de fundering of basis van de moraal nu eigenlijk is volgens het atheïsme, zelfs niet in het 30 pagina’s tellende hoofdstuk "De basis van de moraal". Hij verklaart niet hoe vanuit een atheïstisch wereldbeeld de moraal objectief kan zijn. In het Engels wordt deze drogredenering zeer treffend, "Begging the question" genoemd. Wij noemen het cirkelredenering. Op pagina's 121 en 122 van zijn boek, onderneemt hij weliswaar een poging, om de moraal te funderen in het universele verzet van de mens tegen pijn. Hij lijkt hiervan echter zelf niet helemaal overtuigd. Verder lijkt Dirk Verhofstadt niet te beseffen, dat (in de 'moderne' filosofie) uit beschrijvende uitspraken, geen normatieve uitspraken of morele verplichtingen volgen. Deze denkfout wordt ook wel de naturalistische dwaling genoemd. Aan deze denkfout zou hij slechts kunnen ontsnappen door de aristoteliaanse metaphysica te aanvaarden, en dus het natuurrecht als basis voor de moraal.
“Het gaat om overleven met zo weinig mogelijk lijden voor zichzelf en voor anderen. Op die manier komen we tot een seculiere basis van de moraal. Het gaat om het universeel verzet van mensen tegen het onvrijwillig ondergaan van pijn…. [E]r bestaat een universeel verzet tegen onvrijwillig ondergane pijn, en dat in elke cultuur, in elke religie, in elk land, bij elke mens…. Deze redenering is geen woordenspel zoals je dat vaak tegenkomt in religieuze teksten. Het gaat om een concreet onaangenaam, ongewenst en onmenselijk gevoel dat iedereen kent. Uit de universele afkeer van pijn leid ik alle morele bepalingen af die verbieden dat men iemand onderdrukt of niet gelijkwaardig behandelt…. Wie vanuit godsdienstige of andere geboden zegt dat vrouwen niet gelijkwaardig zijn aan mannen, wie zegt dat mannen of vrouwen geen relaties mogen aangaan met seksegenoten of wie zegt dat ongelovigen immoreel zijn, veroorzaakt pijn en is dus immoreel.... Daarmee wil ik niet zeggen dat het verzet en het vermijden van pijn het fundament van de moraal is,...”[217] |
Dirk Verhofstadt heeft natuurlijk een erg goeie reden om de fundering of ontologie van de moraal in zijn boek niet aan te roeren. Hij is doctor in de moraalfilosofie. Het is dus erg aannemelijk, dat hij zelf goed op de hoogte is van de nihilistische consequenties, die het atheïsme met zich meebrengt. De vraag is dus welk publiek hij hiermee wil beetnemen.
Een ander onderwerp waarover Dirk Verhofstadt in ontkenning verkeert is de rol van de Katholieke Kerk in het verwerpen van de slavernij Hij maakt om te beginnen geen onderscheid tussen slavernij (chattel slavery) en dwangarbeid als gevolg van krijgsgevangenschap. Eveneens insinueert hij (nogal doorzichtig) dat de Katholieke Kerk, de slavenhandel goedkeurde.[218]
Argumentatief gezien heeft hij echter geen enkel been om op te staan. Zie ook onderstaande citaten van twee pausen, tijdens het prille begin van de slavenhandel:
Een ander onderwerp waarover Dirk Verhofstadt in ontkenning verkeert is de rol van de Katholieke Kerk in het verwerpen van de slavernij Hij maakt om te beginnen geen onderscheid tussen slavernij (chattel slavery) en dwangarbeid als gevolg van krijgsgevangenschap. Eveneens insinueert hij (nogal doorzichtig) dat de Katholieke Kerk, de slavenhandel goedkeurde.[218]
Argumentatief gezien heeft hij echter geen enkel been om op te staan. Zie ook onderstaande citaten van twee pausen, tijdens het prille begin van de slavenhandel:
“[The colonists] have deprived the natives of their property or turned it to their own use, and have subjected some of the inhabitants of said islands to perpetual slavery, sold them to other persons and committed other various illicit and evil deeds against them ... Therefore We ... exhort, through the sprinkling of the Blood of Jesus Christ shed for their sins, one and all, temporal princes, lords, captains, armed men, barons, soldiers, nobles, communities and all others of every kind among the Christian faithful of whatever state, grade or condition, that they themselves desist from the aforementioned deeds, cause those subject to them to desist from them, and restrain them rigorously. |
“Christ, who is the Truth itself, that has never failed and can never fail, said to the preachers of the faith whom He chose for that office "Go ye and teach all nations." He said all, without exception, for all are capable of receiving the doctrines of the faith. The enemy of the human race, who opposes all good deeds in order to bring men to destruction, beholding and envying this, invented a means never before heard of, by which he might hinder the preaching of God's word of Salvation to the people: he inspired his satellites who, to please him, have not hesitated to publish abroad that the Indians of the West and the South, and other people of whom We have recent knowledge should be treated as dumb brutes created for our service, pretending that they are incapable of receiving the Catholic Faith. |
De manier van ontkennen tegen beter weten in, is iets, dat we jammer genoeg ook terugvinden in andere boeken van hem.
Alfred Denoyelle, doctor in de Geschiedenis schrijft het volgende over het boek: “Pius XII en de vernietiging van de Joden (2008)” van Dirk Verhofstadt:
Alfred Denoyelle, doctor in de Geschiedenis schrijft het volgende over het boek: “Pius XII en de vernietiging van de Joden (2008)” van Dirk Verhofstadt:
“In feite is de methode van Dirk Verhofstadt eigenlijk geen historische kritiek, maar wel omklede spotternij. Hij is vertrokken van de reeds verworven overtuiging dat Pius XII schuldig is. Hij heeft dan links en rechts zowat alles verzameld - zonder zich al te veel aan te trekken van de context of de nauwgezetheid - ten einde die overtuiging uit zijn gevoelswereld aan de man te brengen.”[219] |
Of luisteren we naar de woorden van Albert Einstein:
“Being a lover of freedom, when the revolution came in Germany, I looked to the universities to defend it, knowing that they always boasted of their devotion to the cause of truth; but no, the universities immediately were silenced. Then I looked to the great editors of the newspapers, whose flaming editorials in days gone by had proclaimed their love of freedom. But they, like the universities, were silenced in a few short weeks. Only the Church stood squarely across the path of Hitler's campaign for suppressing truth. I had never any special interest in the Church before, but now I feel a great affection and admiration because the Church alone has had the courage and persistence to stand for intellectual truth and moral freedom. I am forced thus to confess, that what I once despised, I now praise unreservedly.” |
En die van Golda Meir, nadat de paus gestorven was:
“We share in the grief of humanity at the passing away of His Holiness, Pope Pius XII. In a generation afflicted by wars and discards he upheld the highest ideals of peace and compassion. When fearful martyrdom came to our people in the decade of Nazi terror; the voice of the Pope was raised for its victims.” |
Voor een uitvoerige weerlegging van deze mythe, zie: 'Hitler, the War, and the Pope' van Ronald J. Rychlak.
Op dezelfde manier vertrekt Dirk Verhofstadt in zijn betoog, van de
overtuiging dat het bestaan van God niet nodig is voor de moraal, in de plaats
van dit te bewijzen.
Zonder God blijven we, zoals we reeds zagen, vast zitten in een universum met alleen de waardeloze feiten van ons bestaan. Waarom zouden wij dus allen gelijkwaardig zijn of waarom zouden wij allemaal een intrinsieke waarde bezitten. Emanuel Rutten slaat opnieuw de spijker op de kop als hij zegt:
“Waarom zou de menselijke natuur, uitgaande van het naturalisme, iets intrinsiek waardevols zijn? Uitgaande van het naturalisme is de mens immers niets meer dan een willekeurig fysisch- organisch product van doelloze ongerichte evolutie. Er is geen enkele reden om dit product als meer of minder waardevol te bestempelen dan allerlei andere evolutionaire producten, zoals vissen, katten of koeien. Wie of wat is er, uitgaande van het naturalisme, de grond voor dat mensen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld vleermuizen, intrinsiek waardevol zijn en als zodanig behept met allerlei onvervreemdbare waarden.”[220] |
Waarom zouden, volgens het naturalisme, Ernst Haeckel, Peter Singer, Adolf Hitler of Mao het mis hebben als zij de volgende uitspraken doen?
“[T]ussen de meest ontwikkelde dierlijke ziel en de minst ontwikkelde menselijke ziel bestaat er slechts een klein kwantitatief, maar geen kwalitatief verschil, en dat verschil is veel minder, dan het verschil tussen de hoogste en laagste dierlijke zielen.”[221] |
"[H]et feit dat een wezen een mens is, in de zin dat het een lid is van de soort Homo sapiens, is niet relevant met betrekking tot de verkeerdheid van het doden van dit wezen; het zijn, veeleer kenmerken zoals rationaliteit, autonomie en zelfbewustzijn die het verschil maken. Bij zuigelingen ontbreken deze kenmerken. Het doden van hen kan daarom niet gelijkgesteld worden met het doden van normale mensen, of gelijk welke andere zelfbewuste wezens. Deze conclusie beperkt zich niet tot kinderen die als gevolg van onomkeerbare verstandelijke beperkingen, nooit rationele, zelfbewuste wezens zullen zijn."[222] |
“Als de natuur niet wenst dat zwakkere individuen paren met sterkere, dan wenst zij evenmin dat een superieur ras zich vermengt met een inferieure soort; want in dergelijke gevallen worden al haar pogingen om na honderden en duizenden jaren een hoger evolutionair stadium te bereiken teniet gedaan. Maar zo’n beschermende maatregel gaat hand in hand met de onveranderlijke wet dat het de sterkste en de beste zijn die moeten triomferen en dat zij het recht hebben om voort te bestaan. Hij die wil blijven leven, moet vechten. Hij die niet wenst te vechten in deze wereld, waar permanente strijd de wet van het leven is, heeft geen bestaansrecht.”[223] |
“Ik ben niet de mening toegedaan, dat het motief om te handelen, om moreel te zijn, het nut van de anderen moet zijn. De moraal moet niet met betrekking tot de anderen gedefinieerd worden… Mensen zoals ik willen… ons hart ten volle bevredigen, en daarmee bezitten we automatisch de meest waardevolle morele codex. Natuurlijk bestaan er op de wereld nog andere mensen en dingen, maar die zijn er alleen voor mij.” |
Of nemen we de zeer darwinistische uitspraak van James Rachels over verstandelijk gehandicapte mensen; hoe we van mentaal gehandicapte mensen proefkonijnen of hamburgervlees kunnen maken. Wat kan men hier, puur naturalistisch gezien, tegenin brengen?
“Wat moeten wij over hen zeggen? De natuurlijke conclusie, op basis van de doctrine die wij hier aan de orde stellen [darwinisme], zou hun status gelijkgesteld kunnen worden aan dieren. En misschien moeten we verder gaan en concluderen dat zij net als niet menselijke dieren gebruikt kunnen worden in een laboratorium of als voedsel?”[224] |
Ook het uit de mouw schudden van, en jongleren met verschillende ethische systemen, waaronder het categorisch imperatief en het utilisme, zoals Dirk Verhofstadt dit in zijn boek graag doet, lost dit fundamentele probleem niet op. Emanuel Rutten merkt dit heel helder op:
“[Nog een] mogelijkheid voor de naturalist is om een keuze te maken voor één van de wijsgerig uitgewerkte normatief-ethische systemen. Een naturalist zou bijvoorbeeld kunnen kiezen voor Aristoteles' deugd-ethiek, Kant's categorisch- imperatief of Bentham's utilisme. Het probleem hiermee is echter dat al deze normatief-ethische systemen geen meta-ethische posities zijn. Zij doen geen meta-uitspraak over de ontologische status van morele waarden, maar proberen eenvoudigweg de normatief-ethische vraag te beantwoorden welke morele waarden we als mens zouden moeten nastreven. De keus voor één specifiek normatief-ethisch systeem stelt de naturalist daarom nog steeds voor de lastige vraag waarom juist dit normatieve systeem en niet één van de andere normatieve systemen gekozen zou moeten worden. Het komt er dan ook op neer dat voor de naturalist de keus voor bijvoorbeeld het utilisme of Kant's categorisch- imperatief uiteindelijk niet meer is dan een persoonlijke keuze. Maar dan vervallen we wederom in het eerdergenoemde relativisme. Er zijn immers genoeg abjecte perverse normatief-ethische systemen waarvoor eveneens gekozen zou kunnen worden. Mensen die uit naam van dergelijke perverse systemen de meest verschrikkelijke misdaden begaan zouden in dat geval dan niet op hun gedrag aangesproken kunnen worden. Ook hier dreigt dus een totaal onwenselijk moreel bankroet.”[225] |
Waarom het categorisch imperatief al helemaal `verboten´ is voor de naturalist, verklaart Edward Feser.
“Waar het over de Moraal gaat, was het Kants bedoeling om aan te tonen dat er iets in de natuur van de rede zelf is, dat ons ertoe verplicht moreel te zijn, en dat aan ons de inhoud van onze specifieke morele verplichtingen kan openbaren, echter zonder beroep te doen op iets zoals de menselijke natuur, zoals dit werd begrepen door de Ouden (Grieken en Romeinen) en de Middeleeuwers. Dit idee vinden we terug in zijn beroemde Categorische imperatief. De formulering hiervan geeft aan dat je alleen een principe moet volgen als je het zelf zou willen zien als universele wet, verplichtend aan alle rationele wezens. Als je een bepaalt principe niet wilt dan volgt daaruit, dat er iets inconsistent is in het volgen van zo’n principe, en dus tegengesteld is aan de rede. Dus de rede, en niet louter gevoel kan ons morele leiding geven. Het Categorisch imperatief, zuiver formeel omschreven, geeft ons een test waardoor wij gelijk welk concreet principe kunnen evalueren en vaststellen of het iets is dat we zouden moeten volgen. |